De Nederlandse maakindustrie staat op een kantelpunt: grote veranderingen zijn hard nodig voor een levensvatbare toekomst van de sector. Niet alleen door in te zetten op meer innovatie of duurzaamheid, maar vooral door te focussen op een nieuw soort leiderschap bij bedrijven. “Kortetermijndenken en het eigen belang zijn de belangrijkste drijfveren van het gros van de managers nu: die maken de industrie kapot. We hebben juist leiders nodig die veel groter kunnen denken en vooral groter kunnen voelen.”
Henk Meijer is directeur van Venus & De Waard uit IJmuiden, een bedrijf dat gespecialiseerd is in onderhouds- en reparatiewerkzaamheden voor Maritiem en Industrie. Hij is heel stellig over de toekomst van de maakindustrie in Nederland. “Die heeft alleen kans van slagen als we serieus inzetten op een ander soort leiderschap, dat verder kijkt dan de waan van de dag, en op meer samenwerking tussen bedrijven. Het is noodzakelijk om het grote plaatje meer te gaan zien en daarop te handelen.” Dat grote plaatje ziet er nu niet zo best uit, vindt Meijer.
Generaties
De maakindustrie wordt al sinds de jaren zestig in Nederland breed ‘gepromoot’ als een bedrijfstak waar je liever niet in verzeild wilt raken, stelt Meijer. “Werknemers hebben het zwaar. Ze doen vies en eenvoudig werk dat beter in lagelonenlanden kan gebeuren”, zegt hij met enig cynisme. Met die verhalen zijn al twee, drie generaties in Nederland groot geworden. Nederland moet een kenniseconomie zijn: met een kantoorbaan ben je veel beter af, luidt het credo. “Maar die negatieve verhalen over een baan in de industrie kloppen helemaal niet. Althans, ze zijn maar voor een deel waar. Tuurlijk, je kunt gerust vieze handen krijgen in een fabriek, maar dat het werk eenvoudig is… nou nee. Sterker nog: de goede technische bedrijven in Nederland onderscheiden zich juist door hun hoge niveau van oplossingen, producten en dienstverlening”, zegt Meijer.
Factor vijf
Dat je als medewerker in de industrie waardevol werk doet én bovendien een belangrijke rol speelt in de Nederlandse economie als geheel wordt totaal onderschat, zelfs door de betrokkenen zelf. “Terwijl de cijfers er niet om liegen. Eén medewerker in de technische industrie levert vijf andere mensen werk op. Zakelijke dienstverlening, detailhandel, transport, onderwijs: de maakindustrie raakt letterlijk iedereen.” En daarom is het dus zo belangrijk dat we die maakindustrie weer gaan koesteren, vindt Meijer. Wat hem betreft blijft het zelfs niet bij een omslag in denken. “Koop als overheid Tata Steel gewoon. Investeer direct in de verduurzaming van de complete fabriek en maak er het schoonste staalbedrijf ter wereld van. Die miljardeninvestering gaan we als land hoe dan ook terugverdienen. De Nederlandse economie profiteert daar in zijn totaliteit van.”
Sexy sector
Terug naar het grote plaatje. “Als we onze vastgeroeste en gesimplificeerde ideeën over onze industrie weten bij te stellen, kunnen we in één moeite door het enthousiasme bij jongeren voor een baan in een fabriek of bij een technisch onderhoudsbedrijf weer aanwakkeren.” Daarvan is Meijer overtuigd. “Werven van nieuwe arbeidskrachten is anno nu een enorme opgave. De focus ligt op motiveren van mensen, terwijl we ze juist zouden moeten inspireren. Dat lukt alleen door ze het grote plaatje voor te spiegelen. Dus laten zien waar we heen willen.” Anders gezegd: hoe presenteert de industrie zich als een sexy sector waar we niet omheen kunnen? Meijer verwijst graag naar chipfabrikant ASML. “Die hebben geen enkele moeite om aantrekkelijk gevonden te worden. Hippe technologie, hun rol in de economie als geheel: mensen zien dat. Terwijl de individuele werknemers er ook heel ‘gewoon’ werk doen.”
De arbeidsmarktkrapte in Nederland is kortom oplosbaar: het is eerder dat de juiste prikkels ontbreken, waardoor steeds minder jongeren voor een technische opleiding kozen en kiezen. “Ook in dat opzicht telt het grote plaatje. Bedrijven moeten hun schroom opzij zetten en meer gaan samenwerken, ook op de arbeidsmarkt. De noodzakelijke omslag in denken – technisch werk is leuk, waardevol en vooral: relevant – moet door de hele sector gedragen worden. Dat lukt een bedrijf in zijn eentje nooit.”
Samen vooruit
Meijer roept namens Venus & De Waard collega-bedrijven in de IJmond en in Nederland dan ook op meer samen te werken. Qua arbeidsmarktcommunicatie én qua technische dienstverlening. “Als we stuk voor stuk een positief geluid laten horen, ons focussen op de gevarieerdheid van het werk, op het vakmanschap, op het hoge niveau van de techniek én op de cruciale rol die de maakindustrie speelt in de Nederlandse economie, profiteren we daar allemaal van.” Zelf proberen ze in de IJmond al wat stappen te zetten. Door veel meer hun gezicht te laten zien op de opleidingsinstituten. Door leerwerkplekken te creëren en voor de begeleiding ook ervaren krachten vrij te maken. Door de krachten te bundelen met andere fabrieken in de IJmond. “Alleen lukt het ons niet. Daar zijn wij simpelweg te klein voor, en de uitdagingen te groot.” Wil de echte leider nu even opstaan?