Over de hele linie was het aantal starters in het Nederlandse bedrijfsleven in december net een procent lager dan in dezelfde maand in 2020. Dit blijkt uit het KVK Trendrapport Bedrijfsleven over december 2021. Ook in de voorgaande twee maanden was het aantal starters iets lager dan vorig jaar. In december 2021 zijn er per saldo 3.571 bedrijven bij gekomen. De stand op 1 januari 2022 is 2.199.387.
KVK heeft prof. dr. Joris Knoben gevraagd de cijfers uit het Trendrapport Bedrijfsleven te duiden. Knoben geeft aan dat het aantal starters nog steeds erg hoog is vergeleken met de pre-corona tijd. ‘Dat geeft aan dat er nog steeds mensen zijn die genoeg vertrouwen hebben in de economie om een bedrijf te starten’, aldus de econoom.
Stoppers
Het aantal stoppers neemt ten opzichte van dezelfde maand in 2020 vrij fors toe, namelijk met 22%. De sterkste toename van het aantal stoppers doet zich voor in de sector Land- en tuinbouw (30%). Hoewel het niet om heel grote aantallen gaat, is de toename van het aantal stoppers in de sector Land- en tuinbouw toch opvallend. Het gaat hier vooral om ondernemers in de branche Dienstverlening voor de akker- en/of tuinbouw, niet om agrarische bedrijven zelf.
Knoben: ‘Het aantal vrijwillige stoppers piekt vrijwel altijd aan het einde en het begin van het jaar. Dat is voor ondernemers een ‘natuurlijk’ moment om ermee te stoppen. Het opnieuw instellen van vrij strenge corona-maatregelen zou voor ondernemers ook een aanleiding kunnen zijn geweest om plannen om te stoppen daadwerkelijk uit te voeren. De toename van het aantal stoppers in de land- en tuinbouw is waarschijnlijk te relateren aan de grote en langdurige onzekerheid waar ondernemers in dit deel van de economie mee te maken hebben.’
Hoge groei in sector gezondheidszorg
De sector Gezondheid kent de grootste toename van het aantal starters ten opzichte van dezelfde maand in 2020, namelijk 34%.
Bij verdere uitsplitsing van de sector gezondheidszorg zien we dat een groot deel van de stijging voor rekening komt van de branche ‘maatschappelijke dienstverlening zonder overnachting’, al dan niet specifiek gericht op ouderen en gehandicapten. Hieronder vallen bijvoorbeeld ondersteuning en begeleiding van gehandicapten (+158%), welzijnswerk voor ouderen (+150%) en verder ambulante jeugdzorg (+102%), maatschappelijk werk (+84%) en kinderopvang (+ 82%).